Het komt niet vaak voor, maar de Rechtbank Noord-Nederland heeft in een consumentenzaak en een daarop opvolgende uitspraak interessante vragen voorgelegd aan de hoogste Nederlandse rechter, de Hoge Raad. De vragen hebben betrekking op welke rol rechters moeten innemen bij de beoordeling of webshops hun informatieverplichtingen hebben nageleefd. De hoofdvraag daarbij is of rechters dit zelfstandig moeten toetsen, dus zonder dat een consument daarom vraagt, en welke sancties een rechter moet toepassen als blijkt dat een webshop de informatieverplichtingen niet heeft nageleefd. Het zal nog even duren voordat de Hoge Raad met haar antwoorden komt, maar in deze blog bekijken we de mogelijke gevolgen.
Aanleiding tot de gestelde vragen
De rechter heeft de vragen kunnen voorleggen in een zaak tussen een betaaldienstverlener en een consument. De consument, die niet is verschenen in de zaak, is door de betaaldienstverlener aangesproken wegens niet-betaling. De consument had eerder een bestelling geplaatst in een webshop en daarbij een achterafbetaalmethode geselecteerd. Achter de schermen heeft de betreffende webshop diens vordering op de consument tot betaling van de koopprijs overgedragen aan de betaaldienstverlener. De betaaldienstverlener droeg dus het debiteurenrisico, wat dan ook de reden is dat niet de webshop, maar de betaaldienstverlener zelf de zaak heeft aangespannen. De consument is niet verschenen in de zaak, waardoor de rechter zich afvraagt in hoeverre de rechter de belangen van de consument ‘ambtshalve’ moet behartigen.
Ambtshalve vernietigen of niet
De rechter vraagt zich onder meer af of zij uit zichzelf dient na te gaan of de webshop de informatieverplichtingen wel heeft nageleefd, en welke gevolgen niet-naleving volgens Nederlands recht mogelijk zou kunnen hebben. Volgens Nederlands recht zou de overeenkomst onder meer vernietigd kunnen worden als er sprake is geweest van dwaling of een oneerlijke handelspraktijk. Kort gezegd, de situaties waarin een consument de overeenkomst niet gesloten zou hebben als hij wel alle informatie had ontvangen. Dit zijn stellingen die een consument in beginsel zélf moet onderbouwen, maar in verstekzaken zoals de onderhavige is de consument niet verschenen. Daarom ook de vraag of de rechter dan ambtshalve vernietiging moet uitspreken. De rechter lijkt dat zelf ook om diverse redenen onwenselijk te vinden, maar twijfelt of het moet. Vandaar dat hierover zeer uitgebreide vragen worden gesteld.
Overige interessante vragen
Naast de vraag wanneer de rechter ambtshalve tot vernietiging moet overgaan, worden er ook andere interessante vragen gesteld. Zo vraagt de rechter zich af of webshops kunnen volstaan met het enkel opnemen van de wettelijke verplichte informatie (zoals informatie over het herroepingsrecht) in de algemene voorwaarden. Dat is een punt waar al jaren veel onduidelijkheid over bestaat. De wet eist dat de benodigde informatie op een duidelijke en begrijpelijke wijze moet worden verstrekt, maar onder meer de toezichthouder (ACM) is van mening dat algemene voorwaarden zich daar niet toe lenen. Resultaat daarvan is dat webshops de benodigde informatie op meerdere plaatsen vermelden, met veelal aardige inconsistentie tot gevolg.
Principieel?
Maar wat is nu precies principieel aan deze gang van zaken? Nou, de reden dat de rechter hiertoe overgaat is het gevolg van haar constatering dat lagere rechters in soortgelijke zaken telkens anders oordelen. Omdat hoger beroep in dit soort zaken vaak niet mogelijk is (de gevorderde bedragen zijn doorgaans te laag), komt het dus nooit tot een oordeel van hogere rechters hoe het nu echt moet. Hier gaat het bovendien om uitlegging van Nederlandse wetgeving. De Europese consumentenregels laten het namelijk aan de lidstaten zelf om sancties hiervoor te bepalen (op enkele sancties na dan; denk aan de sanctie dat een overeenkomst vernietigbaar is als uit de betaalknop niet duidelijk blijkt dat met de druk daarop een betalingsverplichting ontstaat). Dit maakt dus dat Nederlandse rechters algemene leerstukken moeten toepassen, wat zij in de praktijk blijkbaar telkens anders doen. De rechter in deze zaak hoopt met haar waslijst aan vragen dan ook duidelijke handvatten te verkrijgen om toekomstige willekeur te voorkomen. Dit, ondanks dat ze zelf de indruk wekt geen voorstander te zijn van ambtshalve vernietiging in verstekzaken.