Het wereldnieuws wordt uiteraard gedomineerd door de COVID-19 crisis. Dagelijks wordt de bevolking op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen, maatregelen, feiten en cijfers. Zeer opvallend in deze crisis is de rol van social media. Dagelijks zijn er nieuwsitems over verwijderde accounts van politici, activisten of burgerinitiatieven. De één noemt het censuur de ander noemt het handhaven van beleid tegen desinformatie.
Feit is, dat de rol en invloed van de grote tech-bedrijven groot is. Zo is, naar aanleiding van de bestorming van het Capitool, een geheel social media platform (Parler) in de ban gedaan. Google en Apple hebben Parler uit hun appstores verwijderd en Amazon heeft de webhosting opgezegd.
Op welke gronden worden social media-accounts verwijderd in het kader van aangehaalde crises? En wordt hierdoor het recht op de vrijheid van meningsuiting geschonden?
Op 13 oktober 2020 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een kort geding tegen Facebook, waarbij deze vragen de revue zijn gepasseerd.
Het geschil
Facebook heeft verschillende beperkingen opgelegd en/of profielen en pagina’s verwijderd van de eisende partijen: Stichting Smart Exit, Stichting Viruswaarheid en een consumenten partij (Smart Exit c.s.). Smart Exit heeft Facebook meerdere keren verzocht en gesommeerd om de profielen en pagina’s te herstellen.
Facebook heeft dit geweigerd omdat de inhoud van de betreffende pagina’s in strijd waren met het COVID-19 beleid van Facebook, hetwelk op grond van de overeenkomst tussen partijen van toepassing is op de gebruikers en dus op Smart Exit van Facebook.
Beoordeling
De rechter heeft Facebook in het gelijk gesteld en de vorderingen tot herstel van de profielen en Facebookpagina’s afgewezen. Hierbij bespreekt de rechter uitgebreid de doorwerking van grondrechten in private verhoudingen, wat dit vonnis erg lezenswaardig maakt. Hieronder zijn de hoofpunten samengevat.
Facebook is in beginsel vrij om haar beleid en gebruiksvoorwaarden te bepalen en mag dus maatregelen treffen indien het beleid wordt overtreden. Wel dient Facebook daarbij de open normen van de redelijkheid en billijkheid en de maatschappelijke betamelijkheid in acht te nemen. Deze normen kunnen worden ingekleurd door grondrechten, waaronder begrepen het recht op de vrijheid van meningsuiting.
Grondrechten hebben geen directe werking tussen private partijen onderling, zodat Facebook niet verplicht is te garanderen dat het recht op de vrijheid van meningsuiting kan worden uitgeoefend op haar platform. Facebook is dan ook niet verplicht iedere uitlating van gebruikers te dulden. Voorts is het recht op de vrijheid van meningsuiting en/of de uitoefening van andere grondrechten niet onbeperkt of absoluut en mag dit worden ingeperkt ten behoeve van de rechten van anderen en van de volksgezondheid.
De Europese Commissie heeft online platformen gevraagd te helpen bij de bij de bestrijding van verspreiding van informatie over COVID-19 die schadelijk zou kunnen zijn voor de volksgezondheid.
Nu Facebook juist op basis hiervan haar COVID-19 beleid heeft ontwikkeld, moet het uitgangspunt zijn dat Facebook niet onredelijk handelt door haar beleid toe te passen. De enkele omstandigheid dat Facebook een machtige partij is en haar platform een enorm bereik heeft, is niet voldoende om van dat uitgangspunt af te wijken.
Facebook heeft derhalve geen contractuele of maatschappelijke normen geschonden, zodat Facebook de profielen en pagina’s niet hoeft te herstellen.
Kortom, de social media platforms kunnen met een beroep op hun beleid accounts, profielen en pagina’s beperken en verwijderen. Het is aan de staat om voldoende ruimte te waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting (en andere grondrechten). Social media platforms zijn geenszins verplicht om afwijkende meningen de ruimte te geven.