Dit bericht verscheen eerder op BIT
Afgelopen week verscheen in het nieuws dat Facebook voorrang heeft gekregen bij het aansluiten van hun datacenter in Zeewolde op het stroomnet. Volgens NRC blijkt uit stukken die ze via een beroep op de WOB in handen gekregen hebben dat toenmalig minister Wiebes daar persoonlijk voor gezorgd heeft. Ondanks bezwaren van zijn ambtenaren. Facebook zou gedreigd hebben hun datacenter anders ergens anders te bouwen.
Het zijn dit soort bedrijven en ook dit soort acties van bewindslieden die de échte datacenters een slechte naam bezorgen. We hebben het heel bewust over échte datacenters, want Facebook is natuurlijk helemaal geen datacenter. We weten allemaal wat het verdienmodel van Facebook is. Maar waar het om gaat, is dat Facebook een aanbieder is van diensten en niet van datacenterfaciliteiten. Diensten waar ze – zoals zoveel bedrijven – een datacenter voor nodig hebben. De meeste bedrijven nemen daarvoor ruimte af in één van de vele commerciële datacenters die ons land rijk is. Facebook niet. Facebook is zo groot dat ze hun eigen datacenters bouwen. Hetzelfde geldt voor Microsoft en Google, die eerder al datacenters in Nederland bouwden. Ook in die gevallen kregen bewindslieden een werkgelegenheidsworst voorgehouden waar achteraf niets van terecht bleek te komen. Niet heel vreemd natuurlijk. In alle drie de gevallen gaat het om grote Amerikaanse bedrijven die wereldwijd talloze datacenters hebben. Door de onmenselijke maat van hun datacenters worden het ook wel hyperscalers genoemd. Het beheer van deze hyperscalers gebeurt grotendeels op afstand. En wat niet op afstand kan, is zo geoptimaliseerd dat er maar weinig lokale mensen nodig zijn om de boel draaiend te houden. Een black box die de lokale omgeving nagenoeg niks brengt en door de belastingconstructies van dergelijke bedrijven ook de landelijke overheid weinig vruchten oplevert.
Bij commerciële datacenters is dat anders. Daar is het datacenter zelf de dienst. In dergelijke datacenters die door heel Nederland te vinden zijn, wordt apparatuur van nationale en internationale klanten gehuisvest. Webshops, internetknooppunten, apparatuur om thuiswerken mogelijk te maken, de automatisering van verzekeraars, banken, zorginstellingen, overheden en noem maar op. Hiermee faciliteren deze datacenters de (innovatieve) organisaties die Nederland juist zijn rol als Europese koploper in de digitale economie moeten bezorgen. Door een gezonde mix van diverse klanten met allemaal hun eigen automatisering levert dit veel meer lokale werkgelegenheid op. Bovendien bieden de meeste commerciële datacenters ook andere diensten aan, wat nog extra werkgelegenheid oplevert.
Wat ons stoort aan de hele situatie, is dat er door de overheid geen onderscheid gemaakt wordt tussen commerciële multi-tenant datacenters en (meestal niet-Europese) bedrijven die zo groot zijn dat ze een datacenter bouwen om in hun eigen behoefte te voorzien. Hierdoor ontstaat er in de publieke opinie een ongenuanceerd beeld over datacenters. Het zijn twee totaal verschillende takken van sport. Daarom is het ook onbegrijpelijk dat ‘datacenters’ zowel door de media als door de politiek over één kam geschoren worden. Dat is schadelijk voor de commerciële multi-tenant datacenters, de leveranciers van betrouwbare openbare IT-infrastructuur, die cruciaal is voor een toppositie van Nederland in de digitale economie. Deze echte datacenters krijgen zo zoetjes aan steeds meer last van de negatieve berichten die steeds weer opduiken over de privé hallen van hyperscale techreuzen.
Alex Bik, CTO – BIT BV
Niels Hensen, CEO – ITB2 Datacenters
Dit bericht verscheen eerder op BIT